Hieronder volgt de speech van Werner Lefebvre ter
gelegenheid van ons zilveren jubileum
Waarde medejubilarissen,
De opdracht om vandaag een woordje tot u te richten als zilveren jubilaris is tegelijk
aangenaam en toch zwaar, want, hoewel de stand van mijn ogen het niet verraadt, ben ik
toch een beetje Chinese vrijwilliger.
Ik had namelijk aangeboden om iets over onze klas te vertellen, wat mij helemaal niet
moeilijk scheen, maar een kleine optelling van mogelijke sprekers brachten de vergadering
ertoe, dat ik het woord zou voeren namens het de hele zilvervloot. Plots niet meer
zon gemakkelijke opdracht! Om te beginnen al, lagen in onze tijd Latijnse en Moderne
mijlen uit mekaar ook al waren dat dan in werkelijkheid maar enkele tientallen meters. Ik
prijs mij daarbij gelukkig in een "ploeg" van een klas gezeten te hebben, en
daarop kom ik nog terug, wat ook zeker niet van aard was om de "andere kant van
heuvels" te gaan verkennen, onbekend gebied dus
.
Ik zocht een houvast in het feit dat onze leraren geschiedenis, want dat zijn wij
ondertussen, toch ook de Grieken en de Romeinen niet persoonlijk gekend hadden. Wij kregen
geschiedenis van EH Commissaris, en tussen de onwaarschijnlijk lange stiltes die zijn
lessen zo typisch maakten moet ik toch iets opgestoken hebben. De oplossing was het
raadplegen van bronnen, en ik stelde daarbij vast dat wij zowat uit het midden van de
prehistorie stammen. Laat ik mij even verduidelijken, voor dhr Jans nu diep teleurgesteld
in mijn capaciteiten als historicus de zaal verlaat, ik heb het hier wel over de gekende
muziekverzameling van Radio2.
Aan de binnenkant van die CDs zit namelijk een klein historisch overzicht en
daaruit bleek wel iets bruikbaar om ons tenminste op de tijdbalk te kunnen situeren.
Eigenlijk zou de muziek zelf van 72 en 73 hier misschien zonder woorden meer kunnen
losmaken, maar aan een oudleerlingendag met discobar zijn we nog niet toe.
De eerste vaststelling is, dat 25 jaar lang geleden is, al zullen de gouden, diamanten
en briljanten jubilarissen dat natuurlijk anders zien.
September 1972, het begin van ons laatste collegejaar blijkt de maand van de bloedige
aanslag op het Olympische dorp in München te zijn, en dat is lang geleden! Het was ook de
maand dat A1exander Curly zong "Ill never drink again" maar dat heeft ons
bij mijn weten verder niet beïnvloed en daar willen we straks zonodig ook het bewijs van
leveren.
Toen wij in september begonnen aan dat laatste "school"-jaar, moet er iets in
ons gezegd hebben, "we gaan eindigen zoals we ooit begonnen zijn", en vermits
het bewind in het college ondertussen zo liberaal was geworden dat we onze klas zelf
mochten aankleden, veranderde die klas op een paar dagen in een kleuterklas, inclusief
speeltuigen en kabouterboeken. De toenmalige directeur De Bruyn had zich dat aankleden
duidelijk anders voorgesteld en kwam persoonlijk een ultimatum stellen. Als alles binnen
een paar dagen niet weg was zou hij alles laten weghalen. Wat er met onze spullen gebeurd
is, hebben we nooit geweten, maar we zijn er zeker van dat ze goed terecht gekomen zijn.
Er is van die eerste confrontatie zelfs iets tastbaars overgebleven, op onze klasfoto
(genomen op 06 oktober 1972 voor de historici) prijkt tussen de titularis en de directeur
één van de poppetjes die bij de razzia blijkbaar vergeten waren. Bij mijn weten is dit
een uniek gegeven in de collegegeschiedenis.
Voor de foto van vandaag heb ik weliswaar een ander, maar zeker toepasselijk poppetje
bij. Afspraak in het jaarboek van volgend jaar.
We kunnen niet geloven dat dit "speelse" begin van het schooljaar, de oorzaak
zou geweest zijn van het vertrek van Frans Belmans uit het college bij het einde ervan,
hoewel
een paar jaar later zat hij toch weer tussen de kleuterspullen. Op ons
afscheidsfeestje zei hij in zijn toespraak, dat het een heel bijzonder jaar voor hem was
geweest, pas later wisten we ook waarom. Ook Frans Mertens heeft iets aan dat jaar
overgehouden, al is dat alleen een kaartklubje van die Retorica dat trouw regelmatig
samenkomt en kaart. Wij waren dus het laatste jaar van het duo Mertens-Belmans, toch lang
een boegbeeld van het laatste jaar Latijnses in het college. Gelukkig lazen ze in de
Retorica geen Caesar, anders had dit boegbeeld wel eens als Slisse en Cesar de analen van
het college kunnen ingaan.
Wij waren dus de laatsten, maar ook de eersten, de eersten die per vliegtuig naar
Italië op "Romereis" gingen. Een prachtige reis, Rome luxueus, Pompei in een
hotel dat zelfs zonder uitbarsting van de Vesuvius een ramp was, Florence en Venetië. In
Venetië waren wij, insiders weten wel wie, te laat binnen, en als straf moesten wij
s anderendaags in Assisi in het pelgrims-hotel slapen, terwijl het gros bij
particulieren ondergebracht werd, met iets meer comfort
.alleen regende het
pijpenstelen die avond vlak voor het eten, en kwamen alleen de "gestraften"
droog aan tafel.
De modernes gingen, volgens mijn bronnen, ondertussen naar Parijs, waarschijnlijk in
een poging om de afstand toch niet te groot te laten worden. Zij hadden daar te kampen met
een metrostaking en herstellingen aan de Eiffeltoren, zodat alles niet helemaal volgens
schema verliep. Maar ze ontdekten daar de "rouge ordinaire", dus daar had onze
Alexander van daarstraks ook al weinig invloed.
Iets waar we ook niet omheen kunnen dat jaar, is het feit dat wij een Latijnse waren
die op sportief vlak zeker meetelde. We wonnen de interklassen-volleybal beker, die
eigenlijk niet echt bestond, maar op onze speciale aanvraag, of heet dat gezaag, door
"Jerommeke" toch ergens opgediept werd. Prompt trokken we de kroeg binnen en
lieten hem met bier vullen, ik bedoel de beker natuurlijk. Ook als voetballers lieten we
ons gelden, in het Wiskundiges tornooi dat we meer dan 3 keer wonnen. Dus als ik
over een ploeg spreek, dan bedoel ik een ploeg!
Er werd natuurlijk ook gestudeerd, en daar waren we zo enthousiast over, dat we de
pauze die Van Den Boeynants voorzag na de middelbare studies gewoon weg demonstreerden
tijdens de januaridagen van 1973.
In Maart kregen we dan onze volgende klap, Lowieke, de laatste portier van het College
ging met pensioen. Dat was erg voor de folklore, maar we beseften nu ook dat we zelf de
collegepoort achter ons zouden moeten dichttrekken. We wisten die klip echter te omzeilen
door de laatste schooldag het college te verlaten langs de fietskelder met een echte
lijkstoet, inclusief SRC-doodskist en ceremoniemeester.
Niet dat het er iets mee te maken heeft, maar om de periode op de tijdsbalk af te
sluiten nog even dit, in die laatste junidagen keurde het Belgisch parlement de vrije
verkoop van voorbehoedsmiddelen goed. Maar aan de huidige collegebevolking te zien, heeft
dat geen rampzalige gevolgen gehad.
Op de tonen van "De werkmens" van Ivan Heylen lieten we in juni 1973 het
college achter en begonnen aan ons verder "studentenleven". Ik heb een
fantastische herinnering aan onze ploeg, dat het college het decor daarvoor was is reden
genoeg om hier graag terug te komen.
Werner Lefebvre